maandag, juni 12, 2006

Ik ijs

We smelten rustig weg. Dat is begrijpelijk. Wij zijn ijsjes. Zelf ben ik een klassieke frisko, een dun laagje chocolade dat goedkoop industrieel ijs verbergt en naar hout smaakt. Wij zijn geen koningen van voorzienigheid, wij zijn niet de voorwacht. Wij schrijven geen onbergijjpelijke muziek in het verlengde van Stockhausen. Wij lopen geen spitsroede en wij krijgen zelden de bal, scoren nooit. Wij zijn nu eenmaal goedkope frisko’s die niet tegen de warmte bestand zijn.

Ligeti is dood. Natalia heeft een autoöngeluk op haar geweten. Het leven gaat haar gangetje. En in dit tijdsgewricht van dode componisten en stuurloze vlaamse zangeressen smelten wij. Overal lopen nu plakkerige sporen van cornetto’s en magnums die eveneens moesten toegeven dat ze het niet aankunnen. Onze chocoladen jasjes moesten eraan geloven, onze koeken hoorntjes werden wak, desintegreerden. Ja, wij blijven plakken. Daarmee is alles gezegd.

Wij zijn de ijsjes die niemand likt, het dessert dat niet word gesmaakt. Wij zijn de commercie in kleurige jasjes en fammilieverpakkingen, niemand is echt met ons begaan. Vandaag smolt ik een tijdje wachtend op een trein die niet kwam. Ik had me erbij neergelegd. Mijn trein zou het niet halen. Dus ben ik maar de stad ingetrokken waar ik huilde, mijn tranen niet te onderscheiden van het lekkende lichaam. Ik moest huilen van het zweten van mijzelf en het soppen in mijn schoenen, van de plastieken glans die de mensen over zich hadden getrokken en waarmee ze de wereld toebeten. Koud kreeg ik het ervan. Maar het hield niets tegen, ik smolt wel degelijk. Tot u spreekt een plasje vanilleroom met suiker. Ik plak van onder tot boven, langs buiten en van binnen. Misschien moet ik maar een douche nemen en in all stilte door het badputje ontsnappen.

Ligeti is dood.
Leve Natalia.
Vandaag.

Geen opmerkingen: