maandag, juni 26, 2006

Thuis

De vakantie ligt nog zwaar op mijn hoofd. Ik doorsta het zonder teveel moeite, maar toch. De terugkeer naar het rijk van de werkenden verloopt naar behoren. Stap voor stap word de dag doorlopen. Veel koffie gedronken. Niets teveel voltrokken. Niets te weinig. Vandaag denk ik met plezier terug aan de week die was. Als housecleaning uw grootste zorg is, mag het leven een zegen heten. Ach ja, zo gaan die dingen. De ene dag full english breakfast, de volgende boterhammen met kip met curry als middagmaal. Ja, zo gaan die dingen. Van foyer naar kantoor, van schouwburg naar huis. En daar dan voor de tv gaan hangen, met daarop enkel voetbal.

zondag, juni 25, 2006

Een fysieke drager van denkbeeldige dingen.

Weinig tot niets te melden. De afgelopen week was een interessante ervaring. Enkele puntjes:

1. Knockout gegaan in de ‘Out of Time’.
2. Grappige duitser ontmoet::Volker Strübing. (rij 2, foto 4)
3. Sympathieke Amerikaan tegen het omvangrijke lijf gelopen: (Mighty) Mike Mcgee. (rij 2, foto 2)
4. Schattige franse dichteres aanschouwd: Lucile ‘Luciole’ Quelquechose. (rij 2, foto 1)
5. Geweldig gedichtje gehoord van Elvis Mcconeghaulegullegollegoannel over James ‘fucking’ Blunt. (rij 3, foto 4)

6. Veel en goed gegeten, aanrader: ‘Open’.
7. Door Jeroen van de woorddansers bij zijn uitgever aangebracht. (Nog niets zeker, wat logisch is. ‘Of ‘ie schrijven kan, weet ik niet, maar het is wel een sympathieke jongen.’)
8. De vrouw in het zwart heeft een prachtige foto van haar prachtige zelf mee naar huis genomen. Al had ze dolgraag ook deze zwart-wit foto (3e rij, 1e foto) in haar bezit gekregen.
9. Relatief weinig oranje gezien, opluchting troef.

vrijdag, juni 16, 2006

Hollandaise

De vakantie maakt haar opwachting. Als je een week in Rotterdam als dusdanig mag beschouwen. Ach. Het is in elk geval een week niet werken, gewoon wat achter de vrouw in het zwart aansloffen, omgeven door internationale dichters. Mijn vrees is eenvoudig: het zal er oranje zijn. Heel oranje, gevuld met oranje mensen, oranje reclamepanelen, oranje bier, oranje tafelkleedjes in met oranje lampionnetjes en oranje lampionnetjes gevulde oranje cafés. We zullen zien. We zullen zien door een zonnebril, daar men mag aannemen dat dat een noodzaak zal zijn -ik heb geen zin om verblind te worden door het ongetwijfeld knallende decor. Met een bang hart pak ik dan ook mijn t-shirtjes, kortgemouwde hemdjes en Paul Van Ostaijens Music-Hall. Poëzie, moet kunnen. Het is toch Poetry International, niet dan?

Dit gezegd, mag het duidelijk wezen dat gedurende de volgende week, het moeilijk zal zijn hier dagelijks mijn stem te verheffen.

Laat ons hopen dat mijn -welgekomen- vakantie leiden mag tot een geïnspireerde terugkeer.

Tabee dan maar,
zoals onze noorderburen zich zo welbespraakt uitdrukken.

donderdag, juni 15, 2006

Verstoppertje

We verliezen voortdurend scherpte. De randjes gaan eraf. Waar wij weleer wondere woorden wisten, welken wij woordeloos, heden. In vroeger tijden stonden wij steevast met een spitse kronkel klaar om te keren tegen degene die het vermocht tegen te stribbelen. Maar nu? Nu druipt steeds meer de taal traag over onze gebarsten lippen en leggen ons mondjesmaat neer bij de heerschappij van het geschreeuw. Onze bedenksels droevig om hun verspilde moeite, de retorische pracht schuilend voor de regen van het hier-kunnen-wij-niet-tegen. Steeds dieper zakken wij achter onze kraag weg, denkende -James Dean gelijk- onaanraakbaar te mogen zijn. Het is niet waar. Wij zijn fijngemalen op de molensteen van de eigen geschiedenis. Loodzwaar weegt alles. Zet mij in standby tot er nog eens mooi volk langskomt. Kom hier, dan houd ik mijn mond.

woensdag, juni 14, 2006

Duitsland op de kaart: smakelijk

“De grond van de zaak is bij nader inzien niet meer of minder dan de kern van de essentie.” Carl 13j

Ja Carl, daar is weinig tegenin te brengen. Sterker nog, mocht iemand daar iets tegenin willen brengen dan deed deze dat geheid retorisch. Want, zoals wij alleen weten: “Tegen een tautologie hol en wel helpt geen matriarchaal copulerend berenvel.” Neen, zulke snedige uitspraken op het snijvlak van religieuze mystiek en literaire kritiek kunnen bij mij enkel rekenen op diep respect en oppervlakkige vreugde.

Swoosh...
Ondertussen in Duitsland:
“I’m telling you Reginald, we never should have left Martha covered in peanutbutter back there with those elephants.”

Zap flits...
Terug in België:
Met de wijze woorden van Carl in het achterhoofd loop ik naar de koelkast om mij te bedenken. En daar sta ik dan: op enkele meters van de koelkast, goed en wel bedacht. Twijfel drijft mij van het kastje naar de schuif onder het fornuis om tenslotte niet de moedige beslissing te nemen iets te verrichten.

Schwabéng...
Ondertussen in Duitsland:
“Did you hear what that Carl dude said?”
“Yep, sadly though, I don’t understand a word of Dutch.”

dinsdag, juni 13, 2006

Schere weer om


Inderdaad, het is ideaal weer om te scheren. Warm vel scheert beter want is weker en ontspannen. Haha, resultaat, gladheid, kaalte! Bonker de bonk, mijn hart slaat in mijn geschoren kruin en denkt: dra is het vakantie, weldra is er rust en liggen we meer dan we staan. Dan kijken wij met een glimlach om de lippen gekruld naar het geijver van de ander. Ondertussen genieten wij van de kleine dingen: geen haar

maandag, juni 12, 2006

Ik ijs

We smelten rustig weg. Dat is begrijpelijk. Wij zijn ijsjes. Zelf ben ik een klassieke frisko, een dun laagje chocolade dat goedkoop industrieel ijs verbergt en naar hout smaakt. Wij zijn geen koningen van voorzienigheid, wij zijn niet de voorwacht. Wij schrijven geen onbergijjpelijke muziek in het verlengde van Stockhausen. Wij lopen geen spitsroede en wij krijgen zelden de bal, scoren nooit. Wij zijn nu eenmaal goedkope frisko’s die niet tegen de warmte bestand zijn.

Ligeti is dood. Natalia heeft een autoöngeluk op haar geweten. Het leven gaat haar gangetje. En in dit tijdsgewricht van dode componisten en stuurloze vlaamse zangeressen smelten wij. Overal lopen nu plakkerige sporen van cornetto’s en magnums die eveneens moesten toegeven dat ze het niet aankunnen. Onze chocoladen jasjes moesten eraan geloven, onze koeken hoorntjes werden wak, desintegreerden. Ja, wij blijven plakken. Daarmee is alles gezegd.

Wij zijn de ijsjes die niemand likt, het dessert dat niet word gesmaakt. Wij zijn de commercie in kleurige jasjes en fammilieverpakkingen, niemand is echt met ons begaan. Vandaag smolt ik een tijdje wachtend op een trein die niet kwam. Ik had me erbij neergelegd. Mijn trein zou het niet halen. Dus ben ik maar de stad ingetrokken waar ik huilde, mijn tranen niet te onderscheiden van het lekkende lichaam. Ik moest huilen van het zweten van mijzelf en het soppen in mijn schoenen, van de plastieken glans die de mensen over zich hadden getrokken en waarmee ze de wereld toebeten. Koud kreeg ik het ervan. Maar het hield niets tegen, ik smolt wel degelijk. Tot u spreekt een plasje vanilleroom met suiker. Ik plak van onder tot boven, langs buiten en van binnen. Misschien moet ik maar een douche nemen en in all stilte door het badputje ontsnappen.

Ligeti is dood.
Leve Natalia.
Vandaag.

vrijdag, juni 09, 2006

In geval van kokosnoot

Wanneer ze zich omdraait word plots alles duidelijk: het is een geval van kokosnoot die haar voorzijde op peil hioud. Spijtig genoeg gaat dit evengoed op voor haar gelaatstrekken. Enigszins nors haalt ze de consumptiegoederen met een bliepje voorbij het leestoestel.

In een vorig leven had ze nog eens een opstand geleid tegen de Romeinse overheerser. In de geschriften van Quasi Erectus III word ze dan ook aangeduid als de gekokosnoothoofdige Bendicea. De opstand leed tot niets. Haar leger van twaalf tot de harige tanden gewapende kinderjuffen geraakte niet verder dan het eerste loofbos. Daar werden ze overvallen door een bende viriele struikrovers die hen verkracht maar voldaan achterlieten aan de vruchtbare oevers van een rustig beekje. Toen ze terug enigszins bij bewustzijn waren gekomen besloten ze hun wilde tocht te staken. Thuisgekomen werden ze onthaald op hoongelach en afgunstige blikken.

Negen maand later wierp elk van hen een kloeke zoon. Geen van hen zou het ver schoppen. Alleen Billy The Shit, die een eigen slijterij begon met gegiste kalfslevers en bier voor een betere stoelgang, vanwaar zijn gezegende bijnaam natuurlijk.

Tijdens het bliepen knippert ze steeds met haar kokosnootogen en wanneer ik haar tien euro in handen druk kost het een kwartiier en de tussenkomst van de achter haar gelegen cassière om mij van wisselgeld te voorzien. In een vorig leven liep dat wel even anders, maar er is nu geen tijd om daar dieper op in te gaan.

Soms

Inderdaad, soms is wat mee te delen valt van zulk een uitzonderlijke irrelevantie dat het effectieve meedelen ervan zou getuigen van misplaatste schrijfdwang. Daarom: vandaag heb ik Australië ontdekt. Volledig onverwacht bleek het tussen mijn boterhammen zijn opwachting te maken. Ik realiseerde het mij pas toen ik twee aboriginals tussen mijn tanden uithaalde met een tandenstoker. Ook sta ik op het punt een remedie te ontwikkelen voor keelkanker. Al wat ik nog zoek zijn: twee grondeekhoorns en een lithiumbatterij met de juiste frequentie. Meer daarover op een later tijdstip. Op een vrolijkere noot: ik heb een blijn. Dat is niet fijn. Maar rijmt zo nodig wel.

donderdag, juni 08, 2006

Tegen de zon

Tegen het licht van een stampvoetende zon inkijkend stel ik mij geen vragen. Niet mijn kenissen, niet mijn weinige vrienden vullen mijn blikveld. Vandaag staar ik wat voor me uit terwijl ik me afvraag: “wat betekent het om iets te willen zeggen?” Het antwoord blijft uit. Meer nog, ik zoek niet eens een antwoord te formuleren. De moed om mij uit te spreken ontbreekt, de wil al helemaal.

In de eetkamer liggen de resten van kip, gekookte aardappelen en worteltjes met mosterd ouder te worden. De katten op het gazon en tussen de struiken zijn geen vegetariërs. De schildpad moet geen mosterd. Het is rest. De overschotten van het mij voeden staan te verschalen. Mooi zo. Daar kan ik me niet druk in maken.

Op de Battelse steenweg staan twee mannen voor de poort van het domein van de motorbende naar het frituurkraam aan de overzijde te staren. Zij hebben ongetwijfeld doden op hun geweten. Zo niet, dan hebben ze vast wel eens een mes getrokken. Misschien, en daar ben ik haast zeker van, drinken ze wel eens een pint. Al lijkt een vat per man hen bij gelegenheid ook niet te ontsnappen. Hoe hard het ook wegholt. Ze hebben zonnebrillen op. Achter hen staat een oude Mercedes met dieselmotor een geroosterde geur te verspreiden terwijl het klinkt alsof er iemand onder de motorkap het blok tot een hedendaags kunstwerk probeert te verhameren.

De oprijlaan leidt niet langer naar De Eik. Zoals die het vroeger wel deed. De Eik werd gesloopt, het stallinggebouwtje staat er nog. Nu geflankeerd door tweedehandscaravans. Mooi zo.

Ik draai een gespoorde zandweg op richting Vaart. Het is behaaglijk warm. Thuis zal niemand de resten heben verwijdert. Waarom wil iemand iets zeggen? Misschien om frieten te bestellen. Het zal me wat.

woensdag, juni 07, 2006

dinsdag, juni 06, 2006

Een doos

Ziehier een lege doos.
Mijn doos.
Niet voor iemand.
Niet voor u.

Blijf.
Zit.
Speel dood.

Wat men ook zegt.

U heeft steeds ongelijk.

Steeds vaker en steeds meer bent u in de fout.
En u weet het.
Maar het deert u niet.

Gelukkig maar.