Alles sloeg tegen, haar gezicht trok in een onaangename plooi die hij al meer had gezien. Het maakte hem kwaad. Onderweg naar huis bedacht hij dat hij nog niet oud genoeg was. Hij was nog niet oud genoeg om een stinkende dikke vrouw voor hem te hebben waar geen plezier meer aan te beleven viel en die Elschot besliste om niet dood te slaan. Dat was nog zo ver weg, ze stonk niet en ze was nog niet dik. En toch. Ze stapte met een verwijtende stap naast hem. Zwijgend en stappend met een onuitgesproken verwijt. Verongelijkt... Wat een dom woord ook. Even laten zien dat hij het bij het rechte eind had, door een woord te gebruiken waarvan hij wist dat het te duur was voor het moment:"verongelijkt". Het was waar, het was exact wat hij bedoelde. En toch, het was niet juist van hem haar neer te sabelen met zijn pseudo-intellectualistisch gepruttel. Lul.
Hij miskende haar ergernis tot aan de voordeur, waar ze driftig de sleutel in het sleutelgat stak. Onderweg was zijn weerzin blijvend toegenomen. Ongefundeerd, onrechtvaardig, en toch... Zonder omkijken liep ze de gang op. En zomaar, terwijl hij de deur achter zich in het slot liet vallen, viel een onbedwingbare vertedering over hem. Wat een prachtwijf, klootzak. Nee, sla die maar nooit dood.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten